"Blij zijn met hele kleine stapjes"

Niet wetend wie ik tegen het lijf ga lopen, rij ik met mijn fiets de oprijlaan op van Opvanghuis Berlicum. Verscholen tussen hoge bomen aan de Hooghei ligt het gebouw waar ik moet zijn. Buiten staan wat mensen bij elkaar, ik probeer te zien of het bewoners of medewerkers zijn. Het lukt me niet. Ze wijzen me vriendelijk het kantoor van Willy van den Dungen.

Tekst Brenda Gil-Toresano Foto’s Nanneke Hoevenaars

Willy runt sinds 1988 met zijn vrouw een opvanghuis voor 41 mensen die psychiatrisch belast zijn, al dan niet gecombineerd met een verslaving. Allen hebben één ding gemeen: ze redden zich niet alleen. De bewoners van Willy’s opvanghuis hebben allemaal al een lange weg in de hulpverlening afgelegd. Maar hopeloos? Dat is de situatie volgens hem nóóit. Willy gelooft met hart en ziel in vooruitgang, hoe klein die ook is. “Elk mens kan iets bereiken. Je moet tevreden zijn met hele kleine stapjes. We werken bijvoorbeeld aan het opbouwen van een normaal dag- en nachtritme”, legt hij uit. “Als we een bewoner na twee maanden twee keer per week uit bed krijgen, en na vier maanden vier keer per week, dan is dat een mooie ontwikkeling. Zoiets is hier echt geen uitzondering.” Of hij die kleine stapjes niet frustrerend vindt? “Nee hoor. Het hoort bij mijn werk dat ik me aanpas en afstem op de mogelijkheden van de bewoners. Te hoge verwachtingen zijn voor niemand leuk, dan kan het alleen maar mislukken.” Het belangrijkste criterium om bij Willy te kunnen wonen, is dat je begeleiding aanvaardt en te handhaven bent in een groep. “Geen ruzie of gedoe dus. Als je open staat voor begeleiding bij je persoonlijke verzorging, het innemen van je medicijnen en het opbouwen van een normaal dag- en nachtritme, dan ben je hier welkom.”


FAMILIETRADITIE

Willy is de derde generatie van de familie die Opvanghuis Berlicum draaiende houdt. Hij omschrijft de oprichtster, oma Mina, als een sterke, zakelijke vrouw. “Oma zorgde heel goed voor de bewoners. Haar opvolgers, mijn ouders, waren ook enorme hulpgevers. Zij dachten pas op de derde of vierde plaats aan zichzelf”, glimlacht hij. Een van Willy’s kinderen werkt ook in het opvanghuis. “Mijn zoon mag natuurlijk zelf bepalen wat hij wil met zijn leven. Hij moet zijn eigen keuzes maken, dat vind ik belangrijk. Maar er is een kans dat de familietraditie wordt voortgezet."

LIEFDE EN ROUW
Vooruitgang is voor elk mens bereikbaar, dat is al drie generaties lang de insteek van Opvanghuis Berlicum. Toch blijft elk resultaat broos, dat beseft Willy maar al te goed. Hij herinnert zich een man en een vrouw die beide in het opvanghuis woonden en verliefd op elkaar werden. “Ze trouwden en gingen op zichzelf wonen, mijn vrouw en ik mochten zelfs getuige zijn op het huwelijk. Het was een prachtige dag. Helaas stierf de vrouw twee jaar later. Haar man kon het verdriet niet verdragen en beroofde zichzelf van het leven. Wat in eerste instantie heel mooi was, werd later erg pijnlijk. Ik kan zo’n ervaring best loslaten, maar vergeten doe ik het nooit. Geluk en verdriet liggen dicht bij elkaar, vooral bij onze bewoners." 

WERKEN BIJ SMAAKVOL
Willy stelt me voor aan Mart O. (49), een van de bewoners. Ik check voor de zekerheid of hij met zijn naam en foto in de BaMi wil. Hij verzekert me dat hij met alle plezier meewerkt. Mart wil graag vertellen over zichzelf en het opvanghuis, hij wil zoveel mogelijk openheid creëren. Mart woont sinds een jaar bij Willy, zijn doel is om zo stabiel mogelijk te blijven. Dat wil zeggen: "Niet toegeven aan de stemmen en beelden in mijn hoofd en me nuttig maken als vrijwilliger. Ik werk momenteel twee dagdelen bij Smaakvol, de nieuwe lunchroom op de plek waar eerst Tante Sis was. Ik hoop er binnenkort vier dagdelen te gaan werken." Als mensen vragen hebben voor Mart, dan mogen ze die altijd aan hem stellen. "Ik vindt het prima als je me aanspreekt bij Smaakvol. Of bel anders het opvanghuis voor een afspraak, dan drinken we samen een kop koffie."

TWINTIG JAAR CLEAN
Twee dingen zijn voor Mart echt waardevol in zijn leven: zijn gitaar en zijn hoed. “Met mijn gitaar heb ik op Hoog Catharijne in Utrecht veel muziek gemaakt. Mijn hoed ving het geld op. Zo heb ik mezelf jarenlang voorzien van drugs.” Inmiddels is Mart al twintig jaar clean. “Ik ben al lang gestopt met alcohol, heroïne en cocaïne, maar je kunt het nog steeds aan me zien. Mijn moeder zegt altijd: ‘Ge het unne kop ès unnen aauwe krant’. Ze heeft gelijk.”

Mart loopt al dertig jaar mee in de psychiatrie. In het verleden is hij regelmatig opgenomen, gemiddeld één keer in de vier maanden: “Maar sinds ik in het opvanghuis woon, is dat niet meer gebeurd. Ik tel elke dag mijn zegeningen”. Mart zit duidelijk op zijn praatstoel. Hij vervolgt: “Alles wat ik heb meegemaakt, maakt me wie ik nu ben. Zolang ik in de spiegel kijk en denk: ‘Ja!’, dan gaat het goed met me. Weet je, ik bén geen ziekte, ik héb een ziekte.” Mart glimlacht, en zegt: “Als je mij echt wilt leren kennen, dan moet je mijn zelf geschreven gedicht horen. Wil je dat?” Ik knik en zeg dat ik dat ik dat heel graag wil.

Onuitgesproken woorden
Gedane daden
Geen weg terug 
 We zullen verraden
Ik weet niet waar ik voor vecht
Is het een ziekte of is het slecht 
(Mart O.)